Een auto heeft koeling nodig. Zeker op warme zomerdagen, voor zowel de motor als de passagiers aan boord. Het eerste koelsysteem in een auto stamt al uit 1884, maar was helemaal niet voor de inzittenden bedoeld. Het was een rudimentaire uitvinding die ijs gebruikte om te voorkomen dat de motor zou oververhitten. Later werd het systeem verbeterd met een efficiëntere radiator.
Pas een halve eeuw later begon iemand na te denken over het comfort van de inzittenden. Vanaf de jaren 1940 was het mogelijk om een eenvoudig aircosysteem te installeren in auto’s volgens een patent van het Amerikaanse Willis Haviland Carrier. Maar dat kostte zo’n 300 dollar, wat destijds een heus fortuin was, waardoor de airco aanvankelijk was voorbehouden aan dure luxesleeën.
Voor bescheidenere modellen bleef de algemene methode om af te koelen dus gewoon het raam opendraaien. Soms waren er ook twee kleine, driehoekige raampjes vooraan voorzien, die er door hun specifieke geometrie voor zorgden dat de luchtstromen vooral op de handen en armen van de bestuurder en de voorste passagier waren gericht. Een andere eenvoudige ventilatieoplossing was een scharnierende zijruit achteraan.
Airconditioning sloeg pas echt aan toen Nash Kelvinator de eerste constructeur werd die zich specialiseerde in dit soort systemen en ze leverde aan diverse automerken vanaf de jaren 1970. De eerste klimaatregelingen werkten nog vrij rudimentair met instelmogelijkheden voor eerder warme of koude lucht en de aanjaagsnelheid. Intussen is de aircotechnologie sterk geëvolueerd met installaties waarmee je de temperatuur automatisch op een halve graad precies kan instellen en er tot drie zones in het interieur afzonderlijk gekoeld kunnen worden, terwijl ook de luchtkwaliteit in de wagen wordt verzekerd. Laat de zomer maar komen!
Advertentie – lees hieronder verder
Op zoek naar een auto? Zoek, vind en koop het beste model op Gocar.be