Een zo goed als nieuwe klassieker te pakken krijgen voor een test is uitzonderlijk, maar we zijn er toch in geslaagd. De D’Ieteren Gallery, van de Belgische importeur van de VW Group, was zo vriendelijk om ons een Audi Quattro met bouwjaar 1989 en met amper 12.700 km op de teller uit te lenen. Deze auto ziet er niet alleen nieuw uit, hij ruikt ook zo. Het was dan ook met grote voorzichtigheid dat we het stuur en de pedalen van dit mythische voertuig hebben bediend. 31 jaar jong is dit wonder, maar nog steeds snel volgens de huidige normen.
Technologische uitdaging
Het was in de winter van 1976 op 1977 dat werd besloten om de vierwielaandrijving van de Iltis 4×4, destijds ontwikkeld door Audi, aan te passen aan een productieberline van het merk. Dit technisch huzarenstuk werd getest op een Audi 80 en leverde resultaten op die net zo indrukwekkend waren als voor de off-roader, waarna het idee kwam om het vierwielaandrijfsysteem te combineren met een sportcoupé. Iets later geschiedde…
Op het Autosalon van Genève in 1980 werd de Quattro voor het eerst aan het grote publiek getoond, met onder zijn motorkap een 5-cilinder turbo die 200 pk ontwikkelde. Deze Audi onderscheidde zich van zijn concurrenten door zijn centrale differentieel – waardoor het een permanente vierwielaandrijver was – dat in een behuizing naast de versnellingsbak geïntegreerd zat. Naast uiterst compact was de transmissie van de Quattro is ook licht en relatief eenvoudig, al was het vooral met de verbluffende efficiëntie, ongeacht de ondergrond, waarmee geschiedenis werd geschreven.
In 1987 werd het model verder verbeterd met de installatie van een centraal Torsen-differentieel, dat in plaats van het handmatige vergrendelsysteem kwam. Voortaan kon het beschikbare koppel variabel worden verdeeld, onafhankelijk van elkaar aan de voor- of achterzijde. Dit maakte ook de toepassing van ABS mogelijk.
Advertentie – lees hieronder verder
Om het pakket compleet te maken, had Audi een differentieel dat tot 25 km/u kon blokkeren op de achteras gemonteerd, wat de grip in slechte omstandigheden verder opschroefde. Deze aanpassingen gingen gepaard met een toename van de cilinderinhoud tot 2,2 liter, weliswaar zonder aan vermogen te winnen. De ultieme evolutie kwam er in 1989 met de introductie van de 20-klepper, afgeleid van de Quattro Sport, goed voor 220 pk en een 0-100-sprinttijd van amper 5,9 seconden.
Klinische efficiëntie
De Quattro voelt nog steeds verrassend modern aan, op de minder bijtgrage remmen na, en zijn motor draait na ruim drie decennia nog steeds soepel en stil. Het is pas als je het gaspedaal diep indrukt dat zijn ware karakter komt bovendrijven. In tegenstelling tot recente wagens met een turbomotor is het hier een beetje een alles-of-niets-show, en wordt elke stevige stamp vergezeld van een betoverende soundtrack zoals we die tegenwoordig bijna nooit meer te horen krijgen.
Conclusie?
Net als een trein is de Quattro duivels nauwkeurig en evenwichtig, en als klap op de vuurpijl is het ontzettend simpel om zijn 200 pk ten volle te benutten. Geen wonder dat deze vierwielaandrijver een onverslaanbare ster van het Wereldkampioenschap Rally is geworden. Dat hij een beetje sober is, mag dan ook geen reden zijn om hem af te kraken: deze coupé werd overduidelijk ontworpen met specifiek doel voor ogen, namelijk zo efficiënt mogelijk zijn. Audi was de concurrentie in de jaren ’80 ver vooruit…
Zelf op zoek naar een prachtige ‘classic car’? Bekijk dan zeker het aanbod op Autoclassic.be
Op zoek naar een auto? Zoek, vind en koop het beste model op Gocar.be