TEST Ford Ranger: De motor van verandering

De Ford Ranger heeft onlangs een nieuwe 2.0-liter EcoBlue bi-turbomotor verwelkomd. Dit blok vervangt de oude 3.2-liter TDCI. Wij waren alvast zeer benieuwd naar deze herziene versie van de best verkochte pick-up van ons land en Europa.

Gepubliceerd op 31 juli 2020

Leestijd : 2 min

Deel

De Ford Ranger werd vorig jaar bij de tijd gebracht, ook op esthetisch vlak. Maar dus niet alleen daarop, want de 3.2-liter DuraTorq 3.2 TDCI-motor moest op pensioen om plaats te maken voor de nieuwe 2.0-liter EcoBlue, die nu verkrijgbaar is in 3 vermogensniveaus (130, 170 en 213 pk). Deze laatste, de topklasse twin-turbo-versie met een koppel van 500 Nm, hebben we kunnen testen. In combinatie met een 10-trapsautomaat (al gezien op de Mustang, de F-150 en de Ranger Raptor) of met een handgeschakelde 6-bak is deze krachtbron 13 pk krachtiger dan de oude en biedt hij 30 Nm meer koppel. Daarnaast ligt zijn opgegeven brandstofverbruik 9% lager en brengt de 2-liter een welkome dosis moderniteit met zich mee. Zo is het blok al tijdens het vertrek stiller en blijft hij discreet, hoewel hij de Ranger toch stevig aandrijft. Bovendien reageerde de versnellingsbak van onze testauto vrij snel en schakelde hij soepel door de (talrijke) versnellingen, wat bijdroeg aan de serene sfeer aan boord. De ophanging van de Ranger blijkt bijna net zo comfortabel als die van een traditionele sedan, ondanks de aanwezigheid van bladveren aan de achterzijde.

Technologischer

De Ford Ranger werd ook op het gebied van de uitrusting geactualiseerd. Voor het eerst is hij uitgerust met het Sync 3 voice-activated infotainmentsysteem voorzien van een 8-inch scherm, en Ford heeft ook aandacht besteed aan de passieve veiligheid door het Collision Avoidance System met voetgangerdetectie en de Intelligent Speed Limiter met verkeersbordherkenning aan te bieden. De Wildtrack-versie waarmee we hebben gereden, beschikte ook over een sleutelvrije startfunctie en parkeerhulp, wat natuurlijk praktisch is.