Bij Gocar en Autoclassic houden we natuurlijk van legendarische modellen uit de geschiedenis van de automobiel, maar ook van exemplaren die vrijwel onbekend zijn. Vandaag zetten we eentje daarvan in de kijker: de Sunbeam Chamois MKII. Om eerlijk te zijn, kunnen we ons ons niet echt herinneren dat we er al ooit een waren tegengekomen, tot we de auto van Laurent ontdekten, een vriendelijke liefhebber die er echt alles over weet.
Om de oorsprong van deze hoekige coupé te kennen, moeten we in de geschiedenis van de Rootes autogroep duiken. Opgericht in 1913 in Kent, was het bedrijf gespecialiseerd in de verkoop van voertuigen, zowel particulier als commercieel. In de jaren 20 begonnen de gebroeders Rootes met de overnames van gerenommeerde Britse merken, zoals Hillman in 1928 Humber en Commer in 1929/1931.
Deze grote overnames resulteerden al snel tot duplicaten bij de verschillende merken en er werd eveneens besloten om sommige modellen ook een luxueuze variant te geven en zo hun afwerking of status te matchen met de verschillende badges die tot de groep behoorden. Hillman leverde de populaire modellen. Humber bouwde limousines en grote sedans. En Sunbeam-Talbot was meer georiënteerd op sportwagens. Hieruit blijkt de vooruitziende visie van de Rootes Groep, omdat deze aanpak vandaag door verschillende autogroepen (zoals Stellantis, bijvoorbeeld) is overgenomen!
Groeiend succes
Na de oorlog bezat Rootes Humber, Hillman, Sunbeam en Karrier en Commer voor de bedrijfsvoertuigen. De structuur verzorgde ook de distributie van Singer auto’s, een bedrijf dat hen uiteindelijk in 1956 opslokte. Op dat moment miste de groep, die op de 3e plaats stond onder de Britse fabrikanten, een echt instapmodel dat toegankelijk voor de massa. Zo ontstond het Apex-programma, onder leiding van Chief Engineer Peter Ware. Hij durfde tegen de stroming van de gewoontes van Rootes in te gaan, dat extreem klassieke voertuigen produceerde, door een platform met een motor achteraan te ontwikkelen, wat meteen een primeur binnen deze groep was! Midden in de Suez-crisis in 1956-1957 kreeg dit project nog meer belang toen de leiders van Rootes hoorden dat BMC (British Motor Corporation) een stadsauto aan het ontwikkelen was die de Mini zou worden.
Advertentie – lees hieronder verder
Als technische oplossingen werden onder andere een luchtgekoelde tweecilinder of een Coventry Climax motor (gebruikt door onder andere de eerste Lotus) getest, maar uiteindelijk werd een motor in eigen huis ontwikkeld. Deze watergekoelde viercilinder met bovenliggende nokkenas had de bijzonderheid dat hij volledig van aluminium was gemaakt, een primeur voor een populair model. Met een cilinderinhoud van 875cc ontwikkelde hij 39 pk. Ontwikkeld op basis van de Coventry Climax, verschilde hij op verschillende punten daarvan, zoals de cilinderkop die specifiek was. Gemonteerd achter de achteras, lag hij 45° gekanteld voor een lager zwaartepunt.
Amerikaanse inspiratie
Bij het ontwerp van het koetswerk van de latere Hillman Imp of de Sunbeam Chamois (een naam gereserveerd voor de export), lieten de ontwerpers van Rootes zich sterk inspireren door de Chevrolet Corvair, een middelgrote berline (althans volgens Amerikaanse normen) die ook gedurfde technische keuzes aannam, zoals een zescilinder-boxermotor achteraan. Voor de anekdote: die laatste had een slechte reputatie (betrouwbaarheid, veiligheid, enz.) sinds de lancering in 1960.
De lijn van de kleine Engelse auto was dan ook erg Amerikaans, vooral achteraan. De voorkant kreeg een kleine nepgrille (in zijn Sunbeam-versie althans) omdat alle mechaniek aan de andere kant zat! Destijds kwam de revolutie voort uit het feit dat de Imp/Chamois een kleine achterklep had die toegang verleende tot een koffer die tussen de bank en het motorcompartiment was geplaatst. Met een lengte van slechts 3,58 m en een breedte van 1,52 m zat hij qua afmetingen tussen een Mini en een VW Kever.
Moeilijke carrière
Helaas zorgden verschillende elementen ervoor dat deze auto geen commercieel succes werd. Allereerst werd hij pas in 1963 gelanceerd, 4 jaar na de Mini. Dat was duidelijk veel te laat, want die laatste was al tot een commercieel succes uitgegroeid. Vervolgens werd deze auto om politieke redenen in Schotland geproduceerd, een regio die toen een economisch slagveld was. Het personeel was niet ervaren en gemotiveerd, wat uiteraard gevolgen had voor de afwerkingskwaliteit van de auto. Ten slotte was de Imp / Chamois ook nog eens duurder dan de Mini en had hij betrouwbaarheidsproblemen, vooral op vlak van koeling.
Rootes zette in op een originele uitrusting die toen niet op dit soort auto’s te vinden was, zoals een automatische starter, een neerklapbare achterbank en meters voor de temperatuur, spanning en oliedruk. De verkoop kwam echter niet echt van de grond ondanks de lancering van een MKII-versie in 1965 zonder pneumatische gasklepregeling en automatische starter, die te onbetrouwbaar bleken. De ophangingsgeometrie werd ook aangepast voor een beter rijgedrag.
Rootes introduceerde ook nieuwe carrosserievarianten zoals de break, de van of de coupé. Maar niets hielp, want de auto bleef slecht verkopen. De investeringen die werden gedaan voor de ontwikkeling en voor de bouw van de fabriek hadden een sterke impact op de financiën van de Rootes Groep, waarvan het voortbestaan werd bedreigd. Chrysler was partner sinds 1964 en nam het bedrijf uiteindelijk over na de dood van zijn baas in 1967.
Tegen alle verwachtingen in zette de Imp zijn carrière voort en het jaar daarop kreeg hij zelfs een nieuwe facelift in zijn MKIII-versie. Steeds rationeler en goedkoper ondanks de inflatie die Groot-Brittannië trof, vervolgde de auto zijn carrière tot 1976, voordat hij een welverdiend pensioen kreeg. Er werden slechts 440.032 stuks gebouwd, wat een meer dan teleurstellend resultaat was. Twee jaar later werd Chrysler Europe op zijn beurt opgeslokt door Peugeot…
Zo Brits!
Tussen Laurent en zijn Sunbeam begon de idylle in 2008, toen hij op slechts enkele kilometers van zijn huis deze Chamois MKII uit 1967 vond, die ooit nieuw was verkocht in België. De auto had een behoorlijk goed koetswerk, maar dat gold niet voor de mechaniek die hij geduldig ontmantelde en restaureerde. De auto werd vervolgens uitgerust met verstralers, tripmaster, enz. om deel te nemen aan regelmatigheidsrally’s, waar hij een sterke indruk maakte vanwege zijn zeldzaamheid in onze contreien. Bij Laurent thuis lijkt de Sunbeam microscopisch klein in vergelijking met de moderne auto’s die er naast de deur geparkeerd staan.
Net als in een Mini zit je erg laag, maar de indruk van ruimte is echt verbazingwekkend gezien de lilliputter-afmetingen. Ook de afwerking is indrukwekkend met een houten bekleding, die ons eraan herinnert dat we inderdaad in een Britse auto zitten. Door de imposante wielkasten is de rijpositie vreemd, omdat de voeten en benen naar rechts worden geduwd, terwijl je zelf recht achter het stuurwiel zit.
Voor de rest liggen de bedieningselementen goed in de hand en is de besturing vrij licht, omdat de mechaniek zich aan de achterkant bevindt. Verder is geluidsisolatie pover, want op ‘hoge’ snelheid (we hebben het over 100 km/u) is het interieur een echte klankkast. Laurent geeft dan ook toe dat rijden met de Sunbeam eigenlijk erg vermoeiend is.
Dat is jammer, want de ophanging is comfortabel, de wegligging (op het droge althans) niet verschrikkelijk als je verwacht en de motor vertoont een goede gezondheid. Wel heeft hij weinig koppel en bereikt hij snelheden die dicht bij een hedendaagse 125cc scooter liggen. De sensaties zijn echter present, zoals vaak met de auto’s van de jaren 60.
Op zoek naar een auto? Zoek, vind en koop het beste model op Gocar.be